Waarom bekwaamheid steeds toetsen? Heb vertrouwen in vakmanschap!
Gepubliceerd op: 08-05-2024
‘Een praktijktoets is een momentopname. Bovendien toetsen we of iemand het protocol volgt, maar de werkelijkheid vraagt meer dan dat. De relatie tussen wat we vragen en waaraan in de praktijkbehoefte is, ontbreekt. Dat creëert een schijnveiligheid. We moeten anders kijken, denken en doen.’ Organisatieadviseur Petrouschka Wind-Werker zet de toon van de Vilans live bijeenkomst ‘Bekwaam = bevoegd, hoe doe je dat in jouw organisatie?’
Ze gaat in op de administratieve lastendruk, voor een flink deel veroorzaakt door de periodieke scholing en toetsing van voorbehouden en risicovolle handelingen. ‘Aan alle handelingen in de zorg kleeft een risico en daarom moeten ze zorgvuldig worden uitgevoerd. Maar we kunnen ze onmogelijk allemaal toetsen, dat wordt onbeheersbaar. E-learnings en praktijktoetsen kosten twee ziekenhuizen die ik vergeleek respectievelijk 16.000 en 83.000 scholingsuren per cyclus. Deze uren worden onttrokken aan de zorg.’
Wettelijke ruimte
Noodzakelijk zijn al die verleturen in haar ogen niet, want in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) ontbreekt de verplichting van een toetsingscyclus. ‘Het gaat erom dat we zorgvragers inzicht bieden in bekwaamheid binnen de organisatie: hoe gaan we daarmee om, wat doen we eraan? De wet biedt kaders. Toetsen draagt niet direct bij aan de kwaliteit van zorg, ook iemand die een prima toets aflevert, kan een inschattingsfout maken.’
Petrouschka herinnert de zaal eraan dat de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) uitgaat van de eigen verantwoordelijkheid van de professional. Ook wijst ze op de ruimte die de BIG laat op het punt van bekwaamheid. ‘Op de website van de Rijksoverheid staat: “Zorgverleners krijgen deze kennis en vaardigheid door bijvoorbeeld een wettelijk erkende opleiding te volgen. Maar ook door bij- en nascholing, vaardigheidstraining of door een handeling vaker uit te voeren.” In dat “vaker uitvoeren” zit niet alleen ruimte om anders om te gaan met het aantonen van bekwaamheid, maar ook voor “bekwaam is inzetbaar”. Ook nu zorg en welzijn meer zijn aangewezen op anders opgeleiden.’
Bekwaamheid steeds bij jezelf nagaan
Hardop vraagt ze zich af: ‘Wat legitimeert dat zorgprofessionals steeds moeten aantonen dat ze in staat zijn bepaalde voorbehouden of risicovolle handelingen uit te voeren? Ze doen het immers elke dag?’ Ze maakt de vergelijking met autorijden. ‘Iemand met een rijbewijs heeft de bevoegdheid de weg op te gaan. En deelnemen aan het verkeer kan gevaarlijk zijn. Toch hoef je niet elke drie jaar opnieuw rijexamen te doen. De term bevoegdheid is helder, maar bekwaamheid is subjectief. Ben je bijvoorbeeld op elk moment bekwaam om auto te rijden? Als je net uit een nachtdienst komt misschien een stuk minder. Bekwaamheid is iets dat je steeds bij jezelf moet nagaan. Precies daarom gaan al onze wetten uit van eigen verantwoordelijkheid.’
‘Aantoonbaar bekwaam’: vanuit vertrouwen in vakmanschap
Tijdens de pandemie liep in het ziekenhuis waar Petrouschka werkte de pilot ‘Aantoonbaar Bekwaam’: ‘Een groep van 212 verpleegkundigen deed circa vier maanden geen e-learnings en theorie- of praktijktoetsen. Wie wilde, kon oefenen of een e-learning volgen, maar er werd niet getoetst of beoordeeld. We stelden vertrouwen in vakmanschap boven de regels. Professionals hadden de vrijheid zelf te bepalen hoe zij hun bekwaamheid aantoonden, bijvoorbeeld door een collega om feedback te vragen bij het uitvoeren van een handeling, een handeling samen te doen of een student instructie te geven. Wanneer lieten ze het beste van hun kunnen zien? Zulke leermomenten registreerden ze vervolgens zelf in de Zelfverklaring in het Leermanagementsysteem (LMS). De Zelfverklaring is de verwezenlijking van vertrouwen. Je geeft mensen hun eigen verantwoordelijkheid terug: “Hierin ben ik bekwaam, zo laat ik dat zien.”’
Enthousiast
Het overgrote merendeel van de deelnemende zorgprofessionals was enthousiast, vooral over het leren binnen het werk en van elkaar. De gemiddelde aangetoonde bekwaamheid zoals geregistreerd in de bekwaamheidsrapporten van het LMS nam toe van 45% naar 80%. Inmiddels is ‘Aantoonbaar Bekwaam’ verder uitgerold en bewaken 2000 zorgprofessionals hun eigen bekwaamheid. Petrouschka: ‘En we gaan terug van 16.000 naar 1120 verleturen.’ Ze is ervan overtuigd dat het beleid mede zo goed werkt omdat door de hele organisatie heen medewerkers werden betrokken bij het vormgeven ervan. ‘Onder anderen verpleegkundigen, teamleiders, de bedrijfsjurist, de kwaliteitsarts, het team leermanagementsysteem, de ondernemingsraad. Bij het ontwerpen en uitwerken van dit nieuwe beleid stelden we vertrouwen in vakmanschap boven regels. Dit veroorzaakte een landelijke beweging in tientallen organisaties binnen ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg en welzijn.’
Belangrijk vindt ze de toegenomen autonomie en zeggenschap van professionals. ‘Gebruik vertrouwen in vakmanschap als leidend principe, dat doet recht aan zorgprofessionals. Zij kunnen hun werk aan. Biedt hen leermomenten wanneer zij dat zélf nodig vinden.’
Leren is werken, werken is leren
Ze gaat in op de leermomenten in het werk zelf. ‘Op honderden momenten per dag leer je, versterk je je bekwaamheid. Je werkt samen, helpt elkaar, praat samen over een casus. Elke dag word je beter in dat wat je doet. Dat moeten we benutten. Vakmensen werken in realiteit, zij zien wat er nodig is. Het is belangrijk hen goed te faciliteren, zodat ze hun werk goed kunnen doen. Met aandacht en focus. We moeten hen niet frustreren met onnodige regels.’
Ze vervolgt: ‘Bekwaamheid is zoveel meer dan werken volgens protocol! Toetsen is gebaseerd op protocollen, maar die doen niet altijd recht aan de werkelijkheid. Vakmensen onderscheiden zich juist door in de werkelijkheid te kunnen improviseren, beargumenteerd af te wijken van een protocol.’
Anders kijken, denken en doen
Niet alleen zorgorganisaties zijn op weg van regels naar vertrouwen waar het om bekwaamheid gaat. Ook de Inspectie voor Gezondheid en Jeugd (IGJ) maakt deze beweging, signaleert Petrouschka. ‘De Inspectie stelt: waar veel regels zijn, gaat aandacht voor wat écht nodig is verloren, de zorg voor patiënten. Regels maken de goede zorg niet, dat zijn onze zorgprofessionals.’ In een rapport van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving leest ze dat niet het technisch handelen, maar factoren als slechte communicatie, onvolledige overdracht en onvoldoende klinisch redeneren een risico vormen voor de patiënt. Tenslotte roept ook de minister op tot verandering. Petrouschka: ‘Ook zij vindt dat we af moeten van het geïnstitutionaliseerde wantrouwen en het anders moeten inrichten.’