Informele zorg: naar een andere manier van samenleven
Gepubliceerd op: 13-11-2023
Zorg en ondersteuning worden steeds vaker niet alleen door beroepskrachten maar door burgers gegeven. De komende jaren zal de druk op mantelzorg alleen maar toenemen. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat ongeveer één op de drie mensen van 16 jaar of ouder (5 miljoen Nederlanders!), nu al hulp geven aan naasten die zorg en ondersteuning nodig hebben. Bestuursvoorzitter Mirella Minkman en senior adviseur Yvonne de Jong van Vilans blikken vooruit naar hoe we aan de enorme vraag aan informele zorg kunnen voldoen. ‘Het gaat in feite om een heel andere manier van samenleven. Met oog voor ieders (on)mogelijkheden, wensen en verwachtingen.’
De vraag naar mantelzorg neemt tot 2040 alleen maar verder toe, onder andere door de vergrijzing, maar ook om de stijging van zorgkosten te beperken. Tegelijkertijd krimpt het aantal mensen dat mantelzorg kan geven en zijn er steeds minder mensen om deze zorg mee te delen. Hoe kunnen we dan toch met z’n allen de informele zorg versterken in dit land? De Jong beantwoord: ‘Het vraagt om een grote maatschappelijke omschakeling naar een zorgzame maatschappij voor ons allemaal. Daar kunnen we allemaal in meer of minder mate een steentje aan bijdragen. Bijvoorbeeld door een boodschap voor iemand in de wijk te doen of door mee te helpen bij een familielid thuis.’
Maar is iedereen daar niet veel te druk voor?
‘Op individueel niveau misschien wel’, zegt Minkman. ‘Maar je moet het ook niet op individueel niveau willen organiseren, maar op gemeenschapsniveau. De zorgzame buurt of zorgzame gemeenschap is sterk in opkomst en dat concept zal sterk blijven groeien. Een zorgzame gemeenschap is de wijk of het dorp waarin mensen zélf hun zorg en vooral naastenhulp voor elkaar organiseren, in samenspraak met iemand die met burgers in gesprek kan gaan en zo kan ‘matchen’ met wat en wie er is. Dat is ook vaak gezelschap, veiligheid, samenzijn of vervoer bieden, of een klusje thuis. En er zijn veel fitte ouderen die wat kunnen betekenen voor een ander. Het oudste en meest bekende voorbeeld hiervan is Austerlitz, waar sinds 2015 allerlei publieke taken door de dorpelingen zelf worden uitgevoerd en de helft van het dorp lid is van de eigen zorgcoöperatie Austerlitz Zorgt. Inmiddels zijn er al 2.000 van dit soort alternatieven in Nederland. Ze zien er allemaal anders uit maar ik zie wel overeenkomsten, zoals een gemeenschap creëren, het matchen van behoeften en nabijheid organiseren. Dat kan ook in een nieuw of bestaand gebouw. Het past niet bij iedereen, maar veel mensen willen van betekenis zijn voor een ander.’
Als burgers zelf hun zorg organiseren, hoe past de professionele zorg daar dan in?
‘Over het samenspel tussen formele en informele zorg zijn op dit moment veel vragen’, beaamt De Jong. ‘Vooral over het grenzen-verhaal: wat mogen mantelzorgers en vrijwilligers wel/niet doen? Vaak wordt er nog gedacht in risico’s. Maar er is meer mogelijk dan je denkt. Mantelzorgers hebben vaak al veel ervaringskennis over hun naaste. Ook hierover is het belangrijk om het gesprek aan te gaan over ieders grenzen en verwachtingen. En de randvoorwaarden goed te regelen, zoals achterwacht voor de mantelzorger en regelmatig te evalueren hoe het gaat. En wat mag een verpleeghuis bijvoorbeeld verwachten van mantelzorgers aan te bieden ondersteuning? Het vraagt om anders denken en doen van de organisatie en van de medewerkers. Dit vraagt om een integrale visie op informele zorg en moet geborgd zijn in de manier van werken. De basis hiervoor is dat de medewerkers en de mantelzorger met elkaar in gesprek gaan over de wensen, verwachtingen en beperkingen van beide partijen. Het is goed als dit al in een zo vroeg mogelijk stadium gebeurt.’
Zijn al deze veranderingen wel te behappen?
‘De maatschappij omgooien naar een meer zorgzame gemeenschap is aan de ene kant heel moeilijk maar tegelijkertijd ook makkelijk’, zegt Minkman. ‘Aan de ene kant gaat het over zaken als de balans en vervlechting tussen werk en privé, hoe kijk je naar familierelaties, wat de tradities zijn en de cultuur waarin we al jarenlang samenleven. Dat verandert niet zomaar. Maar aan de andere kant kun je nu al iets doen voor iemand op kleine schaal. Dat gebeurt ook veel plaatsen ook. Je hebt daar zelf invloed op en kunt het met elkaar gewoon doen.’ De Jong vult hier op aan: ‘En door digitalisering kun je tegenwoordig betrekkelijk eenvoudig jouw aanbod van ondersteuning koppelen aan de vraag. Denk aan online platformen zoals Caren Zorgt, NLvoorelkaar of gewoon een appgroep in de wijk.’
Wat moet er nu als eerste gebeuren als we de omslag willen maken?
‘Bewustwording is denk ik de eerste stap’, zegt Minkman. ‘Ik denk dat toch nog een behoorlijk aantal mensen nog niet weet dat straks niet voor alles meer beroepsmatige zorg voorhanden is. Dat is in principe geen leuke boodschap dus die hoor je ook weinig, vooral niet in verkiezingstijd. En dat alleen is niet voldoende. Er moet ook een ambitie zijn en trekkers die samen de handen ineen slaan.’ De Jong: ‘Aan de andere kant hoor ik het in de verkiezingscampagnes wel meer gaan over meer omzien naar elkaar, gemeenschapszin, nabuurschap. Dus in die zin gaat het er in het publieke debat toch wel over ook. Er is nog wel een bewustwording bij ons allemaal voor nodig (zorgsector, politiek en samenleving) dat als we niets veranderen, de zorg voor de meest kwetsbaren in het gedrang komt. Er zijn grote verschillen in de (on)mogelijkheden van het informele netwerk. Denk aan de GGZ of aan werkende mantelzorgers met een fulltime baan of gezin. Het begint bij jezelf door het gesprek te voeren in je eigen gezin, familie, vriendenkring over samen zorgen in een zorgzame samenleving.’